over de misstanden in de katholieke kerk, ook in Amersfoort
Hij leek de voorbeeld katholiek
Vergreep zich slechts een keer of 3
Aan de absolute onschuld
Van hem toevertrouwde dienaars
Door pater in wijwater gewassen
Het viel pas op toen die knapen
Opeens in bed gingen plassen
En weer werden gewassen
Om wonderolie te moeten willen
Op hun witroze jongensbillen
Simonis wist er zeker van
Maar wilde hem beschermen
Tegen de boze buitenwereld
In termen van lering en vergeving
Bekering en nooit-meer-sexbeleving
Het was immers een vriendelijke man
Viel op lieve jongens van veertien
Die hij bij nader weerzien nog even
Extra zegende voor het feit
Dat wij niet allen gelijk zijn
Café de Kardinaal
Meneer Pastoor
En De Non
Wisten wel beter
Dat het ook heel anders kon
‘t Nonnetje live ontfermt zich
Nu nog schijnmaagdelijk over
Natnek zuipers en geloofsbarbaren
Die hun prille onschuld al veel
Eerder rond de gracht lieten varen
Het wemelt nog van vrome smoelen
Die steeds wat anders thuis bedoelen
Mijdt de pastor nonnenvlees
Zijn roeping lijkt verhoord
En wordt hij zelf kanonnenvlees