Voor Ciham Ali, in opdracht van Amnesty Amersfoort
Wat ik van je weet, is dit: je naam en dat je negen jaar
geleden hebt bestaan. Op alle foto’s die ik van je vond,
vormde je mond zich steevast tot een lach. En alles
wat ik dacht: wat ging er op die foto door je heen?
Wie weet wat je nu denkt en waar je bent? Ik heb geen idee,
ik weet alleen dat je net vijftien was, dromen had,
niet eerder aan verdwijnen had gedacht. Hoe je vader
op een thuiskomst wacht. Geen mens, dacht ik, lost zomaar op,
wordt doorgestreept, kan uitgewist – ik had het mis.
En dat de wereld soms zo lelijk en oneerlijk is – aan die gedachte
heb je niks. Vandaag geen laf gedicht over meisjeskamers,
straatlantaarns, dom geluk. Op deze zin breek ik mijn blik,
mijn pen, schrijf ik me stuk: breng Ciham Ali terug.